De koto is hier om te blijven

Geïnspireerd door Christine van Russel – Henar, die in 2020 gepassioneerd begon aan het schrijven van Prodo fu Koto – De trots van Afro – Surinaamse klederdracht, klom ook ik direct in de pen. Op 17 december jongstleden werd van Russe –Henar’s publicatie met veel koto prisiri gepresenteerd bij A Gudu- Oso aan de Paltan Tewarieweg. Om het momentum te behouden deel ik nu mijn pennenvrucht ‘De Koto is hier om te blijven’. Ik doe daarbij een beroep op het directoraat Cultuur om het Nationaal Register Immaterieel Erfgoed Suriname in te stellen. Immers de koto voldoet aan alle criteria te worden geplaatst op de Representatieve Lijst van de UNESCO-Conventie voor het borgen van immaterieel cultureel erfgoed. Voorwaarde is wel dat het directoraat Cultuur, in dialoog met het cultuurveld, het Nationaal Register instelt.

Neemt u eens de tijd om door enkele historische boeken uit het koloniaal verleden van Suriname te bladeren. Het zal u niet ontgaan dat kotomisi met een zekere regelmaat oprijzen tussen de illustraties in deze schriftelijke bronnen. Klassieke bronnen uit de Surinaamse geschiedenis die u op uw reis door het verleden niet mag missen zijn onder meer:

P.J. Benoit (1839). ‘Voyage à Suriname. Beschrijving van de Nederlandse bezittingen in Guyana’;

Melville J. Herskovits and Frances S. Herskovits (1936). ‘Suriname folklore’; en

Trudi Martinus – Guda (2005). ‘Drie eeuwen Banya: de geschiedenis van een Surinaamse slavendans’.

Voor de bestudering van de koto en angisa vormt het werk van fotografen een onmisbare schakel dus maakt u op deze reis ook een stop bij:

van Dijk, Janneke; Hanna van Petten-van Charante en Laddy van Putten, ‘Augusta Curiel, Fotografe in Suriname 1904 – 1937’;

Anneke Groeneveld en Rosemarijn Hoefte, ‘Fotografie in Suriname 1839 – 1939’; en

Steven Vink (1997). ‘Suriname door het oog van Julius Muller. Fotografie 1882 – 1902’.

Veel foto’s in deze publicaties zijn online toegankelijk. Het album ‘Creolen’ uit de unieke gedigitaliseerde historische fotocollectie van het Surinaams Museum bijvoorbeeld opent met negen prachtige foto’s van kotomisi. De vierhonderd tellende collectie glasnegatieven van de legendarische dames Augusta en Anna Curiel maakt ook deel uit van deze museumschat.

‘Fotografiste’ Augusta Curiel was weliswaar de bekendste maar niet de eerste vrouwelijke fotograaf in Suriname. Het is niet onwaarschijnlijk dat Clarisse Philippina Heilbron (de eerste vrouw die in Paramaribo een fotostudio opende), mejuffrouw J.C.P. van Polen Hulleman, weduwe Fock van Coppenaal en Anna Horst – Andres ook kotomisi hebben vastgelegd.

Kotomisi komen ook voor op prentbriefkaarten. Deze gaven de geadresseerde familieleden, vrienden en zakenrelaties over zee een inkijkje in de kolonie; de natuur, het stadsleven, de plantages, de viering van Koninginnedag, de architectuur, de bewoners van het binnenland, de opkomende balata -, goud – en bauxietindustrie. De laatsten boden na de afschaffing van de slavernij vanwege de vigerende genderarbeidsverdeling werkgelegenheid aan mannen; niet aan vrouwen.

Prentbriefkaarten waren aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw net zo populair als nu de app, sms en e-mail. Maar onze digitale informatiedragers hebben geen postzegels en geen wekenlange zeereis per zeilschip of stoomboot van de Koninklijke West – Indische Maildienst nodig. Deze scheepvaartmaatschappij zorgde in 1884 voor de eerste rechtstreekse stoomvaart met het moederland waardoor spoedig een einde kwam aan de zeilvaart op de Suriname route. Nu gaan de op de gevoelige plaat vastgelegde kotomisi in een oogwenk viraal de aardbol rond; met een 5G netwerk wel 1,25 Gigabyte aan kotomisi per seconde.

Her story
Als u eenmaal gedoken bent in het schriftelijk historisch bronnenmateriaal zult u vaststellen dat die kotomisi met haar unieke klederdracht in de loop van de tijd altijd zijn opgevallen en aantrekkingskracht hebben gehad. Zij werden als representatief beschouwd voor de Afro Surinaamse Creolen. Hun beeltenissen, die in het donker tevoorschijn kwamen nadat de glasplaten van onderaf waren belicht, gaven een meerwaarde aan de boeken die van de drukpers rolden.

Als ik stil sta bij de kotomisi die voor Augusta Curiel en Julius Muller hebben geposeerd dan krijg ik de indruk dat zij het zelf ook bijzonder vonden om zich te laten portretteren. Ik stel mij voor dat zij goed voorbereid, misschien wat nerveus, op tijd op de afgesproken locatie voor de fotosessie verschenen. Dat zij dagen vooraf hun heri stel of feestkoto voor dit niet alledaags moment al hadden klaargezet in de foroisi van de kleine houten erfwoning met zijn zadeldak, stenen stoep en een jaloezieën kookraam. Zouden zij hun lievelingskoto hebben aangetrokken? Speciaal voor deze gelegenheid een nieuwe parasol hebben gekocht bij de firma William Fogarty Ltd aan de Waterkant? Veel bekijks hebben gehad tijdens de opname? Tevreden zijn geweest met het decor van de fotograaf? Er voor gekozen hebben of gevraagd zijn bij deze gelegenheid ook hun beroep – koekverkoopster, marktventer of wasvrouw – zichtbaar te maken? Vragen en nog eens vragen waarop ik u het antwoord schuldig moet blijven.

Die oogstrelende foto’s geven de indruk dat dyadya, onafhankelijke, zelfbewuste en trotse vrouwen zijn vereeuwigd. Kotomisi die zich voldaan voelen in hun koto en angisa zo eigen aan hun cultuur. Hun kleurrijke en uitbundige kleding geeft op zich al het idee dat daar niet een zomaar vrouw bij past. Evenredig meer kracht en energie straalde hun collectieve verschijning uit. Bijvoorbeeld wanneer marktvrouwen in verenigingsverband voor de viering van Koninginnedag optrokken naar het gouvernementspaleis. Tot hen behoorde zeker ook Elisabeth ‘Sasa’ Temmes, die volgens de volkstelling van 1921 aan de Steenbakkersgracht woonde en rondventer van beroep was. Hoewel ‘His Story’ haar geen erkenning heeft gegeven gaat zij voor mij de geschiedenis in als één van de strijders voor vrouwen – en vakbondsrechten. In 1937 was zij de eerste voorzitter van de door de marktvrouwen opgerichte Sociaaldemocratische Vrouwenbond. Deze bond slaagde erin Grace Schneiders – Howard in 1938 voor te dragen en verkozen te krijgen als eerste en enige vrouw in de Koloniale Staten.

Vele Creoolse vrouwen oefenden net als Augusta Curiel een zelfstandig beroep uit. Bij (tijdelijke) afwezigheid van een mannelijke kostwinner hadden vrouwen geen keus te kiezen voor een eigen beroep met als voordeel dat zij zelfstandige kostwinners waren en niet afhankelijk van – en onderdanig aan een man.

In de koloniale Surinaamse samenleving na 1863 vielen sociaal-economische positie en etnische afkomst samen. Een bijzondere factor die de positie van een individu mede bepaalde was de huidskleur. De zwarte Afro – Surinaamse koto-vrouwen hebben, door de wijze waarop zij zich kleedden en voortbewogen, ontegenzeggelijk indruk gemaakt op de witte aristocratie die in de kolonie het hoogste gezag uitmaakte.

Hoewel vrouwen werden beschouwd als ondergeschikt aan de superieur geachte andere sekse, speelden deze kotomisi in de negentiende en twintigste eeuw een zichtbare en onmisbare rol in het sociale, economische en culturele leven. Hier kan niet aan voorbij worden gegaan wanneer wij onze historie en culturele ontwikkeling herschrijven vanuit onze eigen – en feministische optiek om te komen tot een evenwichtig beeld van ons verleden en onze rijke culturele erfenis. Eén die net zoveel recht doet aan de bijdrage van vrouwen als van mannen.

Cultuur is dynamisch en aan verandering onderhevig. Zo ook de koto. Voor de jongere generatie vrouwen is het ondenkbaar dagelijks in een bigi koto gekleed te gaan. Immers, het vereist behalve ‘vakvrouwschap’ ook veel tijd en energie om alle tien tot twaalf onderdelen van deze koto op maat te knippen, te naaien, te wassen, te stijven, te strijken en vervolgens een misi perfect te kleden. De dragers van de culturele erfenis van de koto en angisa hebben de koto in de loop der tijd dan ook aangepast zodat het functioneel bleef. Er zijn ook moderne versies die niet zo arbeid – en tijdrovend zijn. Met een zekere regelmaat komen er nieuwe creaties; ook in de Surinaamse diaspora waar er recent vernieuwde belangstelling is voor deze klederdracht die ook daar bij bijzondere gebeurtenissen uit de kast wordt gehaald.

Hulde
‘Koto Tori’ brengt hulde aan de koto en haar misi die, koloniaal beleid en externe invloeden ten spijt, hun klederdracht hebben behouden. Die er voor zorgden dat de koto en angisa levend zijn gebleven en niet zijn weg te denken uit de Afro-Surinaamse cultuur in stad, district en de diaspora. De koto blijft een inspiratiebron waarbij het eigene wordt aangewend voor nieuwe creatieve producties die trots aan de wereld worden getoond en onze eigen identiteit versterken. Die kotomisi van lang vervlogen tijden kunnen van daarboven, voldaan en met een hemels gevoel, er op toezien dat hun culturele erfenis gewaardeerd, behouden en verder ontwikkeld wordt.

Hun zegen rust zeker op ‘Koto Tori’ omdat deze, evenals zijn voorganger ‘Angisa Tori’, een bijdrage levert aan het bewustzijn en de waardering m.b.t. deze artistieke expressie uit het rijk en divers Surinaams cultureel waardenpatroon. Laten wij dit cultureel erfgoed op onze eigen wijze blijven koesteren.

Jeane Sophie Everdine Redmond, ook wel bekend als Krioro datra Sofie of datra fu poti sma, deed dit door altijd en overal in koto gekleed te gaan. Ilse Henar – Hewitt met haar kotoshows in Hotel Torarica en als schrijver van ‘Surinaamse Koto’s en Angisa’s’ dat in 1987 in eerste druk verscheen. Janny Zantinge en Laddy van Putten met ‘Let them talk: de historische ontwikkeling van de kleding van de Creoolse vrouw’. Naks met zijn Naks Tori en Koto op de catwalk. Christine van Russel – Henar met rijk geïllustreerde publicaties en het in 2009 geopende Koto Museum A Gudu – oso waarvan in 2015 een filiaal in hartje Paramaribo werd geopend. Ook u kunt de koto in ere houden. Mocht u dat kotmogevoel nog niet hebben ervaren dan adviseer ik u naar een kotodansi te gaan.

Christine van Russel – Henar, ik bewonder je passie voor de koto en angisa en dank je voor jouw mega bijdrage aan het verzamelen, documenteren, toegankelijk maken en uitdragen van deze Afro-Surinaamse klederdracht. Het kan en mag niet verloren gaan. De koto en de angisa zijn hier om te blijven.

Uit: wrcsuriname.org van 8 januari 2024. Tekst Henna Guicherit.