DE MAN ACHTER HET PROJECT
Eduard Hogenboom (1945) werd in een arbeidersgezin geboren, op boiti, tussen Delft en Rotterdam. Tussen de koeien en de landbouwers. Hij hielp buiten z’n schooltijden op vrije momenten boer Daan. Hij leerde daar werken: tractor rijden, koeien melken, hooien en -heel bijzonder- leerde bij hem de eerste kneepjes van de fotografie. Want deze bijzondere boer was een serieuze foto-hobbyist en had een ouderwetse houten grootbeeldcamera; eentje met glasplaten. En hij had een eigen donkere kamer waar hij foto’s kon afdrukken. Eduard was al snel in de ban van zijn hobby. Z’n enthousiasme was zo groot dat hij al jong toelatingsexamen deed voor de Fotovakschool en z’n mulo liet voor wat het was. Werk bij een echte vakfotograaf, Kip, was snel gevonden. Ook daar was het alleen werken met vlakfilms, in een wereld die toen nog overwegend zwart-wit was.
Na een beginperiode in de donkere kamer, mocht hij helpen bij het maken van technische foto’s van de oude grachtengevels van Delft, onder andere van een pand waar hij in z’n vroege jaren vaste bibliotheekbezoeker was. En ook van z’n oude badhuis, dat hij bezocht in de naoorlogse jaren toen er thuis nog geen douche was. Fotografie bracht hem overal en zijn belangstelling kende geen grenzen.
Naast fotografie bleek z’n leven vooral vervuld van ondernemingszin. Zo fietste hij als zestienjarige in z’n eentje in zijn vakantie via Luxemburg naar Parijs en via de westkust van België terug naar Delft, 1600 km. Hij was zeer arbeidslustig, altijd bezig na schooltijd, op vrije dagen en natuurlijk tijdens de vakanties. Als het niet bij de boer of de melkboer was dan was het wel bij de broodbakker of de suikerbakker. En elke woensdag fietste hij naar Rijswijk om het huis van z’n opa schoon te maken. Die was oud-hoofd van Rijkswaterstaat voor Delft e.o. maar was blind geworden door een schothagel in z’n gezicht tijdens een konijnenjacht met vrienden. Hij woonde sinds z’n echtscheiding samen met z’n trouwe geleidehond, als enige metgezel. Z’n volstrekte blindheid was voor hem echter geen reden om permanent thuis te zitten, integendeel, hij reisde met trein en tram half Nederland af en ging zelfs regelmatig naar Brussel. Hij was ook een actieve beursbelegger, iets wat hij -naast z’n doorzettingsvermogen- goed wist over te dragen op z’n kleinzoon.
Het gure weer in Nederland had een sombere uitwerking op Eduard en terwijl hij nog studeerde, zocht hij iets in het buitenland. Zo vond hij -terwijl hij in de eindfase van z’n driejarige fotovakstudie zat- op z’n 18e een prachtbaan bij een speciaal ‘grootbeeld’kleurenvaklaboratorium in Nellingen, Zuid-Duitsland. Ondanks dat z’n vader tot twee keer toe tijdens de oorlog als dwangarbeider in Leipzig geïnterneerd was geweest, werd z’n verhuizing naar Duitsland thuis ondersteund. Die verhuizing leidde ook tot dienstplichtuitstel. Vanwege de later gebleken nadelen daarvan besloot hij op z’n 20e alsnog aan z’n dienstplicht te voldoen, in de hoop dat hij die dienstplicht buiten Nederland kon vervullen. De legerplaats La Courtine in Frankrijk was net het jaar ervoor afgebouwd en Nieuw-Guinea was twee jaar eerder ook al hetzelfde lot ondergaan. Maar Suriname bood een zonnige kans, en die greep hij met beide handen aan. En zo vertrok hij op 8 januari 1966 per boot naar Paramaribo, om daar bij de Troepenmacht In Suriname z’n dienstplicht te vervullen.
Hij werd al kort na aankomst in Suriname overgeheveld van Infanterie naar Welzijnszorg, waar hij belast werd met het geven van fotografie- en dokalessen in de huidige Memre Buku-kazerne. Met een collega verzorgde hij ook geluid bij gelegenheidsoptredens voor lokale organisaties zoals het Patronaat. Precies een jaar later keerde hij als dienstplichtig korporaal na zijn demobilisatie terug naar z’n thuisplaats, Nellingen in Duitsland.
Maar dat was niet voor lang, want drie maanden daarna keerde hij -voorlopig voor zes maanden- terug naar Suriname en z’n jeugdliefde Linda, die hij bij een van haar optredens in het Patronaat ontmoet had. Omdat hij niet direct werk kon vinden, besloot hij een eigen bedrijf te beginnen, waarbij z’n toekomstige schoonpapa -hoofd van de afdeling transport van de TRIS- een grote steun was. Diens hulp en een lening van 2000 gulden van De Surinaamsche Bank hielpen hem om op 4 augustus 1967 een kleurenspeciaalbedrijf onder de naam PROLASCO N.V. te openen in de benedenwoning van oud-havenmeester Chin A Paw, aan de Gravenstraat 81. In augustus 1970 trouwde hij met Linda, op de openingsdag van z’n nieuwe vestiging aan de Steenbakkerijstraat 31. Linda nam al spoedig afscheid van haar korte onderwijzersloopbaan om op tal van onderdelen in de organisatie haar volle steun te bieden, ook nadat ze in 1973/74 twee kinderen kregen.
Z’n groeiende werkdruk weerhield hem niet om daarbuiten ook andere dingen te ondernemen. Zo sloot hij zich aan bij de pas opgerichte Lions Club South die kort daarna de bekende voetballer Pele naar Suriname wist te halen. In 1971 joinde hij de Aeroclub Suriname en haalde hij z’n private pilote license dat hem in staat stelde jarenlang met gezin en vrienden veel van het mooie binnenland te ontdekken. Met z’n vriend James Healy vloog hij de Caribbean af tot aan eilandjes zoals Union en Mustique. Tot eind van de jaren ’80 maakte hij deel uit van het bestuur van de club.
In 1972 richtte hij samen met het Nederlands bedrijf Lux Color N.V. en financiële steun van het Billiton pensioenfonds een geheel apart bedrijf op onder de naam International Color N.V. voor het ontwikkelen en afdrukken van kleurenfilms voor Suriname en het Caribisch gebied en in de zomertijden ook voor Nederland.
Nauwelijks drie jaar nadat hij daarmee begonnen was, had hij een uitgebreid dealernetwerk in de buurlanden Frans-Guyana, Guyana, Trinidad & Tobago, en tal van kleinere Caribische eilanden. En kort daarna een eigen bedrijf erbij te Curaçao, samen opgezet met de Nederlandse educatieve uitgeverij Samsom. De groei was onstuimig, maar al spoedig realiseerde hij zich de beperkingen van de fotosector en was dan ook zeer geïnteresseerd toen hij van een goede vriend hoorde dat de gebroeders Varekamp hun kantoor annex boekhandel in Paramaribo wilden verkopen. In Medan, Sumatra, exploiteerden die beide broers Paul en Anton tot aan de onafhankelijkheid van Indonesië een florerend boekenbedrijf voor met name schoolboeken, maar ook een krantenbedrijf, alles onder de naam Varekamp & Co. Kort na de onafhankelijkheid werden die bedrijven door Indonesië geannexeerd en moesten de beide broers terug naar Nederland. Dat zij het bedrijf in Suriname vóór 25 november 1975 wensten te verkopen omdat ze een herhaling vreesden van wat hen in Indonesië was overkomen, geeft de sfeer weer die er in die tijd heerste. De overname verliep voorspoedig. De naam werd gewijzigd van Varekamp & Co in VACO N.V. Kort daarna onderging het bedrijf een grote renovatie en een structuurverandering. Het belang van de dominante afdeling schoolboekhandel liep terug nadat de overheid besloot om boekenhuur in te voeren. Dat gaf meer ruimte om de boekhandel uit te bouwen. De (licht)drukkerij, die verhuisd was naar de Domineestraat 32, werd intussen gemoderniseerd, van boekdrukkerij naar offset-drukkerij. Het oude logo is nog terug te vinden in het toegangshek van INTERFUND aan de Domineestraat 32, een prachtige sculptuur, vervaardigd door George Ramjiawansingh.
In de jaren 1973-1975 leidden politieke tegenstellingen over de onafhankelijkheid tot een grote exodus. Maar de middenklasse wist zich goed staande te houden en floreerde in de jaren na 1975 met als gevolg een groeiende belangstelling voor lezen. Vooral boeken over Suriname namen in die jaren een grote vlucht. Kort voor de onafhankelijkheid trad hij (als ooit jongste) toe tot Suriname’s (toen enige) Rotaryclub en was jarenlang actief lid tot z’n uittreden na bijkans 25 jaar lidmaatschap.
De eerste echte grote tegenslag deed zich voor op 25 februari 1980. Als oud-militair had hij totaal geen geloof in het vermogen van het leger om het minder slecht te doen dan de politiek. Het bleek voor Suriname al spoedig het begin te zijn van een tweede exodus die niet alleen effect had op Eduard’s gezin maar ook op z’n werkomgeving door het wegtrekken van grote delen van de voor Suriname zo belangrijke middenklasse.
Als ondernemer zat hij desalniettemin niet stil en bouwde hij z’n organisatie voorzichtig uit met verdere belangen in bedrijven zoals ELGAWA en het gassenbedrijf INGAS alsook de overname van het houtbedrijf Wijma Suriname N.V. Zoals het een goed koopman betaamt: tegen prijzen die pasten in een buyers’ market.
Na het vertrek van z’n goede vriend Wim Smit naar Guinee werd hij in 1982 door het Koninkrijk België in diens plaats benoemd tot Honorair Consul voor Suriname, een positie die hij 24 jaar lang zou bekleden.
De decembermoorden van 1982 resulteerden in een trauma en drastische terugslag in de samenleving. Het was het begin van een zeer ernstige afbraak van de mensenrechten in ons land en het begin van een brede economische en morele verloedering die nooit meer hersteld is geworden. Vanaf benzinerantsoeneringen tot het in-de-rij-staan voor rijst en toiletpapier. Het was de tijd van tot op je onderbroek gefouilleerd worden. Er werd gecontroleerd op boeken en voor de heersers onwelgevallige titels werden resoluut in beslag genomen. Zelfs luisteren naar buitenlandse radiostations was verboden. Ook in de privésfeer bleven de decembermoorden niet zonder gevolgen. Linda verhuisde hals-over-kop met beide kinderen naar elders terwijl Eduard zich voorbereidde op slechtere tijden en mogelijk het afbouwen/sluiten van z’n bedrijven. Maar zover kwam het niet. In augustus 1984 keerden zij terug, in het besef dat er nog vele moeilijke jaren zouden volgen.
Terwijl andere boekhandels het eind jaren ’90 nog steeds moeilijk hadden, ging het VACO steeds beter af, mede door een strakke boeken-besteldiscipline en andersoortige klantbenadering. Rond 2000 werd de gehele winkelinrichting verder gemoderniseerd. De bedrijfsvoering had al die jaren als geen ander bedrijf Eduard z’n persoonlijke toewijding. Hij had zelf nooit veel tijd voor lezen, maar was wel echt boeken-minded. Zijn zoon Roger keerde na afronding van zijn studie en een eerste werkervaring terug naar Suriname om z’n schouders onder INGAS te zetten, een bedrijf waar hij zich als werktuigbouwer als een vis in het water voelde.
Eduard hield niet alleen van fotografie, maar ook van kunst en architectuur, van creëren en produceren. Naast fotografie werd vanuit dat gevoel ook de uitgeverij tot een uitgegroeide ‘hobby’. Hij had grote belangstelling voor historische boekwerken uit en over Suriname. Hij deed zelfs jarenlang, met steun van zijn broer Ben, historisch onderzoek naar de Vlaamse schrijver Pierre Jacques Benoit en wist de hand te leggen op boeken van hem over Suriname die volstrekt onbekend waren. Z’n voornemen om die informatie samen te vatten in een nieuwe uitgave van diens Voyage à Surinam (1839) ligt nog steeds in het verschiet. De heruitgave van een van de meest vooraanstaande ornithologische boeken in Zuid-Amerika, Birds of Suriname (1986, 608 pag), waaraan hij samen met de auteurs Haverschmidt en Mees vele jaren werkte en dat in eigen bedrijf gedrukt werd, leverde hem de orde Officier in de Gele Palm op, op voorspraak van toenmalig minister van Onderwijs, Gerhard Hiwat.
In de jaren ’90 (lees ook ‘over MONAC’), toen de overheid ideeën zocht voor de ruïne van Gebouw 1790, ontstond bij Eduard de gedachte om dat om te bouwen tot een gecombineerde kunst/expositiehal en er een trefpunt voor kunst en cultuur op te zetten. Wijlen architect Emanuels werd toen door hem gevraagd om wat herbestemmingsschetsen te maken. De plannen vielen goed, maar leidden niet tot uitvoering omdat het pand ernaast (het oude CBB) kort daarna omgebouwd werd tot zwaarbeveiligd Kabinet van de President. Het zaadje was echter geplant. In 2004 richtte hij de Stichting Museum of National Arts & Culture op, in het dagelijks gebruik MONAC genoemd, in de hoop dat dat zou helpen om vanuit de sector kunst en cultuur meer ruggensteun te krijgen om iets blijvends tot stand te brengen. Onder die paraplu werden er door de jaren heen diverse initiatieven ontplooid. Zo poogde hij -helaas tevergeefs- jarenlang om het bestuur van de Stichting Oranjetuin te bewegen om samen met hem op te trekken in het kader van haar nog niet verwezenlijkte plan om de oude begraafplaats Oranjetuin om te bouwen tot een stadswandelpark. Het voorstel werd tot twee keer toe afgewezen en is nu weer -totaal vervallen- terug in de boezem van de Staat.
Nadat tussentijds naar diverse andere alternatieven gekeken was, kwam in een van de oriënterende gespreksrondes met SGE in 2013 het sterk verwaarloosde deel van de Waterkant als mogelijk geschikt gebied voor een dergelijk centrum ter sprake. Het werd in verdere contacten met de minister van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur enthousiast ontvangen en er volgde nauw vervolgoverleg. Nadat bleek dat een groot deel van de Waterkant en een deel van de rivier op nogal vreemde wijze bij politieke vrienden was beland, ging ook deze bestemmingsoptie in de ijskast, ondanks de brede ondersteuning bij de regering in de aanloopfase ervan. Het resulteerde in veel ontgoocheling bij allen die hierbij betrokken waren.
In 2015 besloot Eduard om zijn activiteiten langzaam af te bouwen en in dat kader VACO N.V. te verkopen. Audrey, dochter van Eduard en Linda, was in Amsterdam afgestudeerd in het vakgebied uitgeverij en het was voor haar ouders een prettige bijkomstigheid dat die afdeling -toen het tijd werd om VACO onder een nieuwe leiding te brengen- in goed overleg met de koper van VACO in 2016 afgescheiden kon worden en voor hun dochter Audrey behouden kon worden. Onder haar vleugels kwamen tal van bekende titels zoals Andre Loor Vertelt en diverse grote kookboeken uit.
In 2016 werd Eduard ook nog eens onaangenaam verrast toen hij te horen kreeg dat hij vanwege de mondiaal toenemende non-compliance ten aanzien van de financiële status van Suriname, de internationale beleggingsactiviteiten van zijn holdingbedrijf INTERFUND N.V. zou moeten beëindigen. Een andere hobby van hem, een erfenis van z’n grootvader, leek hiermee ook teloor te gaan. Vanaf 2017 was hij om die reden vaker op Curaçao, een voor hem bekend gebied omdat hij daar in 1973 samen met ICU z’n eerste buitenlandse ‘foto- en boekhandelspoot’ SAMSOM CURACAO oprichtte. In 2017 richtte hij daar een nieuw beleggingsbedrijf op om vandaar z’n beleggings‘hobby’ voort te zetten. In 2018 vestigde hij zich daar zelfs en was vanaf toen meer op Curaçao dan in Suriname.
De covid-ontwikkelingen vanaf 2020 bleven niet zonder gevolgen voor zijn organisatie. Terwijl INGAS onder leiding van zijn zoon Roger voor veel uitdagingen kwam te staan v.w.b. de levering van zuurstof, was de stagnerende uitwerking op de andere bedrijven moeilijk te stuiten. In 2020 besloot hij de organisatie verder af te slanken met de sluiting -uiteindelijk per 1 oktober 2021- van z’n ‘baby’, PROLASCO N.V.
Intussen ondernam hij in januari 2021 toch weer een -ultieme- poging om z’n project Waterkant onder de aandacht van de nieuwe regering te brengen. Een aller-allerlaatste poging, alhoewel het echec door de corrupte uitgifte van een stuk rivier aan de Waterkant aan Cactus nog immer een stevige domper vormde op z’n jarenlange inspanningen. Eind 2021 kwam een voorzichtige doorbraak in die nieuwe poging die hopelijk alsnog tot z’n uiteindelijke doel zal leiden.
Na een beginperiode in de donkere kamer, mocht hij helpen bij het maken van technische foto’s van de oude grachtengevels van Delft, onder andere van een pand waar hij in z’n vroege jaren vaste bibliotheekbezoeker was. En ook van z’n oude badhuis, dat hij bezocht in de naoorlogse jaren toen er thuis nog geen douche was. Fotografie bracht hem overal en zijn belangstelling kende geen grenzen.
Naast fotografie bleek z’n leven vooral vervuld van ondernemingszin. Zo fietste hij als zestienjarige in z’n eentje in zijn vakantie via Luxemburg naar Parijs en via de westkust van België terug naar Delft, 1600 km. Hij was zeer arbeidslustig, altijd bezig na schooltijd, op vrije dagen en natuurlijk tijdens de vakanties. Als het niet bij de boer of de melkboer was dan was het wel bij de broodbakker of de suikerbakker. En elke woensdag fietste hij naar Rijswijk om het huis van z’n opa schoon te maken. Die was oud-hoofd van Rijkswaterstaat voor Delft e.o. maar was blind geworden door een schothagel in z’n gezicht tijdens een konijnenjacht met vrienden. Hij woonde sinds z’n echtscheiding samen met z’n trouwe geleidehond, als enige metgezel. Z’n volstrekte blindheid was voor hem echter geen reden om permanent thuis te zitten, integendeel, hij reisde met trein en tram half Nederland af en ging zelfs regelmatig naar Brussel. Hij was ook een actieve beursbelegger, iets wat hij -naast z’n doorzettingsvermogen- goed wist over te dragen op z’n kleinzoon.
Het gure weer in Nederland had een sombere uitwerking op Eduard en terwijl hij nog studeerde, zocht hij iets in het buitenland. Zo vond hij -terwijl hij in de eindfase van z’n driejarige fotovakstudie zat- op z’n 18e een prachtbaan bij een speciaal ‘grootbeeld’kleurenvaklaboratorium in Nellingen, Zuid-Duitsland. Ondanks dat z’n vader tot twee keer toe tijdens de oorlog als dwangarbeider in Leipzig geïnterneerd was geweest, werd z’n verhuizing naar Duitsland thuis ondersteund. Die verhuizing leidde ook tot dienstplichtuitstel. Vanwege de later gebleken nadelen daarvan besloot hij op z’n 20e alsnog aan z’n dienstplicht te voldoen, in de hoop dat hij die dienstplicht buiten Nederland kon vervullen. De legerplaats La Courtine in Frankrijk was net het jaar ervoor afgebouwd en Nieuw-Guinea was twee jaar eerder ook al hetzelfde lot ondergaan. Maar Suriname bood een zonnige kans, en die greep hij met beide handen aan. En zo vertrok hij op 8 januari 1966 per boot naar Paramaribo, om daar bij de Troepenmacht In Suriname z’n dienstplicht te vervullen.
Hij werd al kort na aankomst in Suriname overgeheveld van Infanterie naar Welzijnszorg, waar hij belast werd met het geven van fotografie- en dokalessen in de huidige Memre Buku-kazerne. Met een collega verzorgde hij ook geluid bij gelegenheidsoptredens voor lokale organisaties zoals het Patronaat. Precies een jaar later keerde hij als dienstplichtig korporaal na zijn demobilisatie terug naar z’n thuisplaats, Nellingen in Duitsland.
Maar dat was niet voor lang, want drie maanden daarna keerde hij -voorlopig voor zes maanden- terug naar Suriname en z’n jeugdliefde Linda, die hij bij een van haar optredens in het Patronaat ontmoet had. Omdat hij niet direct werk kon vinden, besloot hij een eigen bedrijf te beginnen, waarbij z’n toekomstige schoonpapa -hoofd van de afdeling transport van de TRIS- een grote steun was. Diens hulp en een lening van 2000 gulden van De Surinaamsche Bank hielpen hem om op 4 augustus 1967 een kleurenspeciaalbedrijf onder de naam PROLASCO N.V. te openen in de benedenwoning van oud-havenmeester Chin A Paw, aan de Gravenstraat 81. In augustus 1970 trouwde hij met Linda, op de openingsdag van z’n nieuwe vestiging aan de Steenbakkerijstraat 31. Linda nam al spoedig afscheid van haar korte onderwijzersloopbaan om op tal van onderdelen in de organisatie haar volle steun te bieden, ook nadat ze in 1973/74 twee kinderen kregen.
Z’n groeiende werkdruk weerhield hem niet om daarbuiten ook andere dingen te ondernemen. Zo sloot hij zich aan bij de pas opgerichte Lions Club South die kort daarna de bekende voetballer Pele naar Suriname wist te halen. In 1971 joinde hij de Aeroclub Suriname en haalde hij z’n private pilote license dat hem in staat stelde jarenlang met gezin en vrienden veel van het mooie binnenland te ontdekken. Met z’n vriend James Healy vloog hij de Caribbean af tot aan eilandjes zoals Union en Mustique. Tot eind van de jaren ’80 maakte hij deel uit van het bestuur van de club.
In 1972 richtte hij samen met het Nederlands bedrijf Lux Color N.V. en financiële steun van het Billiton pensioenfonds een geheel apart bedrijf op onder de naam International Color N.V. voor het ontwikkelen en afdrukken van kleurenfilms voor Suriname en het Caribisch gebied en in de zomertijden ook voor Nederland.
Nauwelijks drie jaar nadat hij daarmee begonnen was, had hij een uitgebreid dealernetwerk in de buurlanden Frans-Guyana, Guyana, Trinidad & Tobago, en tal van kleinere Caribische eilanden. En kort daarna een eigen bedrijf erbij te Curaçao, samen opgezet met de Nederlandse educatieve uitgeverij Samsom. De groei was onstuimig, maar al spoedig realiseerde hij zich de beperkingen van de fotosector en was dan ook zeer geïnteresseerd toen hij van een goede vriend hoorde dat de gebroeders Varekamp hun kantoor annex boekhandel in Paramaribo wilden verkopen. In Medan, Sumatra, exploiteerden die beide broers Paul en Anton tot aan de onafhankelijkheid van Indonesië een florerend boekenbedrijf voor met name schoolboeken, maar ook een krantenbedrijf, alles onder de naam Varekamp & Co. Kort na de onafhankelijkheid werden die bedrijven door Indonesië geannexeerd en moesten de beide broers terug naar Nederland. Dat zij het bedrijf in Suriname vóór 25 november 1975 wensten te verkopen omdat ze een herhaling vreesden van wat hen in Indonesië was overkomen, geeft de sfeer weer die er in die tijd heerste. De overname verliep voorspoedig. De naam werd gewijzigd van Varekamp & Co in VACO N.V. Kort daarna onderging het bedrijf een grote renovatie en een structuurverandering. Het belang van de dominante afdeling schoolboekhandel liep terug nadat de overheid besloot om boekenhuur in te voeren. Dat gaf meer ruimte om de boekhandel uit te bouwen. De (licht)drukkerij, die verhuisd was naar de Domineestraat 32, werd intussen gemoderniseerd, van boekdrukkerij naar offset-drukkerij. Het oude logo is nog terug te vinden in het toegangshek van INTERFUND aan de Domineestraat 32, een prachtige sculptuur, vervaardigd door George Ramjiawansingh.
In de jaren 1973-1975 leidden politieke tegenstellingen over de onafhankelijkheid tot een grote exodus. Maar de middenklasse wist zich goed staande te houden en floreerde in de jaren na 1975 met als gevolg een groeiende belangstelling voor lezen. Vooral boeken over Suriname namen in die jaren een grote vlucht. Kort voor de onafhankelijkheid trad hij (als ooit jongste) toe tot Suriname’s (toen enige) Rotaryclub en was jarenlang actief lid tot z’n uittreden na bijkans 25 jaar lidmaatschap.
De eerste echte grote tegenslag deed zich voor op 25 februari 1980. Als oud-militair had hij totaal geen geloof in het vermogen van het leger om het minder slecht te doen dan de politiek. Het bleek voor Suriname al spoedig het begin te zijn van een tweede exodus die niet alleen effect had op Eduard’s gezin maar ook op z’n werkomgeving door het wegtrekken van grote delen van de voor Suriname zo belangrijke middenklasse.
Als ondernemer zat hij desalniettemin niet stil en bouwde hij z’n organisatie voorzichtig uit met verdere belangen in bedrijven zoals ELGAWA en het gassenbedrijf INGAS alsook de overname van het houtbedrijf Wijma Suriname N.V. Zoals het een goed koopman betaamt: tegen prijzen die pasten in een buyers’ market.
Na het vertrek van z’n goede vriend Wim Smit naar Guinee werd hij in 1982 door het Koninkrijk België in diens plaats benoemd tot Honorair Consul voor Suriname, een positie die hij 24 jaar lang zou bekleden.
De decembermoorden van 1982 resulteerden in een trauma en drastische terugslag in de samenleving. Het was het begin van een zeer ernstige afbraak van de mensenrechten in ons land en het begin van een brede economische en morele verloedering die nooit meer hersteld is geworden. Vanaf benzinerantsoeneringen tot het in-de-rij-staan voor rijst en toiletpapier. Het was de tijd van tot op je onderbroek gefouilleerd worden. Er werd gecontroleerd op boeken en voor de heersers onwelgevallige titels werden resoluut in beslag genomen. Zelfs luisteren naar buitenlandse radiostations was verboden. Ook in de privésfeer bleven de decembermoorden niet zonder gevolgen. Linda verhuisde hals-over-kop met beide kinderen naar elders terwijl Eduard zich voorbereidde op slechtere tijden en mogelijk het afbouwen/sluiten van z’n bedrijven. Maar zover kwam het niet. In augustus 1984 keerden zij terug, in het besef dat er nog vele moeilijke jaren zouden volgen.
Terwijl andere boekhandels het eind jaren ’90 nog steeds moeilijk hadden, ging het VACO steeds beter af, mede door een strakke boeken-besteldiscipline en andersoortige klantbenadering. Rond 2000 werd de gehele winkelinrichting verder gemoderniseerd. De bedrijfsvoering had al die jaren als geen ander bedrijf Eduard z’n persoonlijke toewijding. Hij had zelf nooit veel tijd voor lezen, maar was wel echt boeken-minded. Zijn zoon Roger keerde na afronding van zijn studie en een eerste werkervaring terug naar Suriname om z’n schouders onder INGAS te zetten, een bedrijf waar hij zich als werktuigbouwer als een vis in het water voelde.
Eduard hield niet alleen van fotografie, maar ook van kunst en architectuur, van creëren en produceren. Naast fotografie werd vanuit dat gevoel ook de uitgeverij tot een uitgegroeide ‘hobby’. Hij had grote belangstelling voor historische boekwerken uit en over Suriname. Hij deed zelfs jarenlang, met steun van zijn broer Ben, historisch onderzoek naar de Vlaamse schrijver Pierre Jacques Benoit en wist de hand te leggen op boeken van hem over Suriname die volstrekt onbekend waren. Z’n voornemen om die informatie samen te vatten in een nieuwe uitgave van diens Voyage à Surinam (1839) ligt nog steeds in het verschiet. De heruitgave van een van de meest vooraanstaande ornithologische boeken in Zuid-Amerika, Birds of Suriname (1986, 608 pag), waaraan hij samen met de auteurs Haverschmidt en Mees vele jaren werkte en dat in eigen bedrijf gedrukt werd, leverde hem de orde Officier in de Gele Palm op, op voorspraak van toenmalig minister van Onderwijs, Gerhard Hiwat.
In de jaren ’90 (lees ook ‘over MONAC’), toen de overheid ideeën zocht voor de ruïne van Gebouw 1790, ontstond bij Eduard de gedachte om dat om te bouwen tot een gecombineerde kunst/expositiehal en er een trefpunt voor kunst en cultuur op te zetten. Wijlen architect Emanuels werd toen door hem gevraagd om wat herbestemmingsschetsen te maken. De plannen vielen goed, maar leidden niet tot uitvoering omdat het pand ernaast (het oude CBB) kort daarna omgebouwd werd tot zwaarbeveiligd Kabinet van de President. Het zaadje was echter geplant. In 2004 richtte hij de Stichting Museum of National Arts & Culture op, in het dagelijks gebruik MONAC genoemd, in de hoop dat dat zou helpen om vanuit de sector kunst en cultuur meer ruggensteun te krijgen om iets blijvends tot stand te brengen. Onder die paraplu werden er door de jaren heen diverse initiatieven ontplooid. Zo poogde hij -helaas tevergeefs- jarenlang om het bestuur van de Stichting Oranjetuin te bewegen om samen met hem op te trekken in het kader van haar nog niet verwezenlijkte plan om de oude begraafplaats Oranjetuin om te bouwen tot een stadswandelpark. Het voorstel werd tot twee keer toe afgewezen en is nu weer -totaal vervallen- terug in de boezem van de Staat.
Nadat tussentijds naar diverse andere alternatieven gekeken was, kwam in een van de oriënterende gespreksrondes met SGE in 2013 het sterk verwaarloosde deel van de Waterkant als mogelijk geschikt gebied voor een dergelijk centrum ter sprake. Het werd in verdere contacten met de minister van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur enthousiast ontvangen en er volgde nauw vervolgoverleg. Nadat bleek dat een groot deel van de Waterkant en een deel van de rivier op nogal vreemde wijze bij politieke vrienden was beland, ging ook deze bestemmingsoptie in de ijskast, ondanks de brede ondersteuning bij de regering in de aanloopfase ervan. Het resulteerde in veel ontgoocheling bij allen die hierbij betrokken waren.
In 2015 besloot Eduard om zijn activiteiten langzaam af te bouwen en in dat kader VACO N.V. te verkopen. Audrey, dochter van Eduard en Linda, was in Amsterdam afgestudeerd in het vakgebied uitgeverij en het was voor haar ouders een prettige bijkomstigheid dat die afdeling -toen het tijd werd om VACO onder een nieuwe leiding te brengen- in goed overleg met de koper van VACO in 2016 afgescheiden kon worden en voor hun dochter Audrey behouden kon worden. Onder haar vleugels kwamen tal van bekende titels zoals Andre Loor Vertelt en diverse grote kookboeken uit.
In 2016 werd Eduard ook nog eens onaangenaam verrast toen hij te horen kreeg dat hij vanwege de mondiaal toenemende non-compliance ten aanzien van de financiële status van Suriname, de internationale beleggingsactiviteiten van zijn holdingbedrijf INTERFUND N.V. zou moeten beëindigen. Een andere hobby van hem, een erfenis van z’n grootvader, leek hiermee ook teloor te gaan. Vanaf 2017 was hij om die reden vaker op Curaçao, een voor hem bekend gebied omdat hij daar in 1973 samen met ICU z’n eerste buitenlandse ‘foto- en boekhandelspoot’ SAMSOM CURACAO oprichtte. In 2017 richtte hij daar een nieuw beleggingsbedrijf op om vandaar z’n beleggings‘hobby’ voort te zetten. In 2018 vestigde hij zich daar zelfs en was vanaf toen meer op Curaçao dan in Suriname.
De covid-ontwikkelingen vanaf 2020 bleven niet zonder gevolgen voor zijn organisatie. Terwijl INGAS onder leiding van zijn zoon Roger voor veel uitdagingen kwam te staan v.w.b. de levering van zuurstof, was de stagnerende uitwerking op de andere bedrijven moeilijk te stuiten. In 2020 besloot hij de organisatie verder af te slanken met de sluiting -uiteindelijk per 1 oktober 2021- van z’n ‘baby’, PROLASCO N.V.
Intussen ondernam hij in januari 2021 toch weer een -ultieme- poging om z’n project Waterkant onder de aandacht van de nieuwe regering te brengen. Een aller-allerlaatste poging, alhoewel het echec door de corrupte uitgifte van een stuk rivier aan de Waterkant aan Cactus nog immer een stevige domper vormde op z’n jarenlange inspanningen. Eind 2021 kwam een voorzichtige doorbraak in die nieuwe poging die hopelijk alsnog tot z’n uiteindelijke doel zal leiden.